De Duitse Jagdpanzer VI wordt ook wel aangeduid als de Jagdtiger en is de zwaarste
pantservoertuig dat tijdens WW II in operationeel gebruik is geweest. Het is ontworpen als een zware tankjager
om de zware Geallieerde tanks uit te kunnen schakelen. Zijn frontpantser was nog dikker dan die van de Könings
Tiger (Tiger II) en dat was ook het geval met zijn gewicht van ruim 70 ton.
Dit was precies ook het zwakke punt van de tank, de Maybach-motor en transmissie waren al te zwak voor de
Könings Tiger, laat aanstaan voor de zwaardere Jagdtiger. Vele waren al door mechanische problemen uitgeschakeld
nog voor dat zij de Russische of Amerikaanse heavy tanks in het vizier kregen. Zijn gewicht vormde ook een groot
probleem bij een "snelle" opmars, vele bruggen en wegen waren niet bestand tegen het gewicht van de Jagdtiger.
Dit was o.a. het geval tijdens het Ardennen Offensief en de laatste tegen aanval van de Duitsers aan het Oost-
Front in een poging de olievelden in handen te krijgen.
De Jagdtiger functioneerde qua inzet beter als deze defensief werd ingezet op een vaste plaats als anti-tank
geschut. Het is vanaf het najaar van 1944 tot aan de Duitse capitulatie in mei 1945 ingezet aan het Oost en het
West Front, ingedeeld bij twee Duitse Schwere Panzerjäger Abteilungen. Beide waren qua omvang niet groter dan
een bataljon.
Het ontwerp dateert uit februari 1943 en is een gezamenlijk ontwerp van de Duitse fabrikanten Henschel en
Porsche. Het is afgeleid van de toen alleen nog op de tekentafel bestaande Köningstiger (Tiger II). De motor en
transmissie zijn daarvan overgenomen, dit geldt ook voor de onderzijde van carrosserie welke met zo'n 26 cm
verlengt, moest worden. De zware opbouw was geheel afgestemd op het plaatsen van het enorme 128 mm kanon, welke
is gebaseerd op een anti-aircraft kanon (FLAK).
De 28 kg zware granaten, werden afgevuurd met een snelheid van 840 meter per seconde. Het was op 1 km pantser
doordringend, zonder probleem ging het door 16,7 cm dik staal wat onder een hoek van dertig graden stond.
In april 1944 is het eerste prototype van de Jagdpanzer IV gereed om getest te worden. Doordat de productie pas
laat opgang is gekomen en met name door de Geallieerde bombardementen op de Duitse oorlogsindustrie zijn er maar
77 Jagdpanzer IV geproduceerd van een bestelling van 150 stuks.
Door de geringe productie-aantallen, de mechanische problemen en de gewichtsproblemen heeft de Jagdtiger
nauwelijks invloed gehad op de opmars van de Geallieerden in 1944-45. De Jagdtiger deed het goed voor de Duitse
propaganda en als defensief anti-tank geschut. Na de Duitse capitulatie in mei 1945 waren er tot begin 1950
nog een aantal Jagdpanzers te zien. Foto's ervan gemaakt in de Britse sector van het bezette West-Duitsland
tonen dat aan. Tegenwoordig zijn er nog maar drie exemplaren overgebleven in musea;
- Bovington Tank Museum in Engeland [Porsche suspension]
- Museum of Armored Forces in Kubinka (nabij Moskou) in Rusland [Henschel suspension]
- Ordnance Museum, Aberdeen Proving Grounds in de Verenigde Staten [Henschel suspension]
Zowel Porsche als Henschel ontwikkelde zijn eigen wielophanging systeem voor de Jagdtiger. Vanaf juli 1944 start
de productie bij Porsche en na het bouwen van slechts elf exemplaren al gestopt. Bij deze oplossing van Porsche
loopt de as waaraan de loopwielen zit niet over de volle breedte van de tank door, naar de andere zijde. De
assen van de loopwielen zitten aan iedere zijde, paarsgewijs, dicht tegen het chassis aan bevestigd aan torsie
veren. Het ontwikkelde wielophanging systeem van Porsche, met acht loopwielen, bleek te zwak om het gewicht van
de Jagdtiger goed te kunnen dragen. Vervolgens start de productie bij Henschel, met negen loopwielen, welke in
april 1945 tot een einde komt. Daarnaast is er nog geëxperimenteerd met andere bewapening; met een w/88 mm Pak
43/3 geschut en een w/128 mm L/66 geschut.
Gewicht: te zwaar voor veel bruggen en in terrein met een slappe ondergrond.
Omvang: te groot voor de toen vele smalle wegen, niet geschikt voor gebruik in woongebieden.
Snelheid: te traag met een maximale snelheid van 35 km/u.
Wendbaarheid: slecht door te zwaar, te groot en te traag was.
Vuursnelheid: laag, werd door 2 man met de hand geladen en had maximaal 40 granaten bij zich.
Brandstof: hoog verbruik en schaarste van brandstof.
Mechaniek: onbetrouwbaar, veel problemen met motoroverbrenging en aandrijving.
Sterke punten:
Bewapening: kon op 2100m de bepantsering van alle Geallieerde tanks doorboren.
Bepantsering: zeer dik pantser bood goede bescherming.
In de strijd:
De Jagdtigers waren in gebruik bij slechts twee Duitse bataljons van de Wehrmacht Heer, het schwere Panzerjäger-
Abteilung 653 en het schwere Panzerjäger-Abteilung 512. In april - mei 1945 zijn vier tot zes Jagdtigers
gezien bij de schwere SS Panzer Abteilung (101) 501, aangenomen mag worden dat de Jagdtigers toebehoorden aan
het 512 of 653 schwere Panzerjäger-Abteilung van de Wehrmacht.
Zoals eerder gemeld, de Jagdpanzer IV, was te log en te zwaar om echt dienst te doen als tank jager, het werd
daarom als anti-tank geschut op veelal een vaste positie opgesteld. Het moest van een afstand ondersteuning
bieden aan de infanterie en aan eenheden met bepantserde voertuigen.
De meeste Jagdpanzer IV zijn door technische storingen, brandstof en/of munitie gebrek door hun bemanning
verlaten. Slechts enkele Jagdpanzer IV zijn door de Geallieerden uitgeschakeld. Op enkele uitzonderingen na,
waren alleen de Geallieerde luchtaanvallen met zgn. bommen tapijten een van de weinig succesvolle methoden om
deze Jagdpanzers tijdens een confrontatie echt uit te schakelen.
De laatst gebouwde exemplaren zijn rechtstreeks vanaf de fabriek naar het front gebracht, alwaar het Duitse
leger zojuist capituleerde. Al met al kan je rustig stellen dat de zwaarste Duitse tankjager nauwelijks een
bijdrage heeft geleverd in het verloop van de oorlog vanaf eind 1944.
Foto 1 t/m 4. Deze Jagdpanzer VI no.104, staat in het Tank Museum in Bovington (UK).
Wat maakt nu juist deze Jagdtiger zo bijzonder? Het is door de Duitse Wehrmacht gebruikt voor test en oefen
doeleinden en het is nooit ingezet geweest bij gevechten. Deze Jagdtiger is in het bezit van het Britse leger
gekomen tegen het einde van de oorlog. Het werd aangetroffen op een militair oefencomplex in het Duitse
Sennelager. Zeer aannemelijk is dat deze Jagdpanzer dienst heeft gedaan bij het schwere Panzerjäger Abteilung
512, het 1ste of tweede Kompanie, die begin maart 1945 daar waren gelegerd, alvorens zij in het Ruhr en Harz
gebied werden ingezet.
Delen van de opbouw zijn nog voorzien van Zimmerit, om het te beschermen tegen magnetische anti-tank mijnen.
Deze Jagdpanzer IV is in 1944 bij Nibelungenwerke in Sankt Valentin in Oostenrijk gebouwd en het heeft het
serienummer no. 305004.
Deze Jagdtiger in het Tank Museum is uitgerust met een door Porsche ontwikkelde wielophanging, met acht
loopwielen. Op foto 3. is duidelijk te zien dat er aan de linker zijden een aantal loopwielen ontbreken.
Dit systeem van Porsche werd, maar zelden toegepast bij de Duitse tanks, het was te zwak voor het gewicht van
deze zware tank. Vermoedelijk is dat ook de reden dat deze Jagdpanzer op een test en oefencomplex is
aangetroffen. Afwijkende technische oplossingen kunnen bij het onderhoud aan het front niet gebruikt worden.
Bron: het Tank Museum in Bovington (UK).
- Vehicle Markings -
Marker:
Omschrijving:
Unit marking:
Ontbreekt, bijvoorbeeld331: Aan beide zijden op de toren staat in
staat het no. 331, origineel alleen in een witte omlijning c.q. witte randen. Achter op de toren behoort te
staan no.331, in zwarte cijfers met een witte omlijning c.q. witte randen.
Het nummer 331 staat dan voor: 3de Kompanie (compagnie) , 3de Zug (peloton), 1ste voertuig in het peloton.
Battalion marking:
Ontbreekt
Tactical marking:
Ontbreekt
National Insignia:
Een kruis (zwart-op-wit) aan beide zijkanten, dit is een van de vier gebruikte varianten van
het Duitse "Balkankreuz". Het geeft aan dat het een voertuig is van de Duitse Wehrmacht Heer of
van de Duitse Waffen SS.
De Duitse schwere Panzerjäger Abteilung 512 en 653 waren onderdelen van de Duitse Wehrmacht Heer en niet
van de Duitse SS. In feite zijn het anti-tank bataljons, samengesteld uit drie 'Kompanie', elk uitgerust met
zwaar geschut. De Duitse Panzer divisions van de Waffen SS kende ook dergelijke schwere Panzerjäger
Abteilungen, echter deze beschikten niet over de Jagdtiger.
Het Schwere Panzerjäger Abteilung 653 nam in januari 1945 deel aan het Ardennen Offensief en was ingedeeld
bij het Duitse 5. Panzer Armee, welke onder de leiding stond van Hasso von Manteuffel. In januari 1945 was het
45 exemplaren toegezegd, waarvan er 31 exemplaren in gebruik waren en 8 exemplaren waren in onderhoud. Na het
Ardennen Offensief heeft het tot de overgave in mei 1945, doorgevochten in het Duitse Rijnland gebied en in
Zuid-Duitsland. Opvallend detail is dat de soldaten van het eerste en derde Kompagnie van het s.Pz.Jg.Abt. 653
in de fabriek in Oostenrijk hebben meegeholpen bij de bouw van deze Jagdpanzers.
Het schwere Panzerjäger-Abteilung 512 heeft de beschikking gehad over 36 exemplaren en heeft vanaf eind
1944 tot aan de capitulatie voornamelijk in Remagen, Siegen en in de Harz gebied gevochten. In april 1945 zijn
het 1 en 2 Kompanie in Ruhrkessel uitgeschakeld, en de 3. Kompanie is in de Harz uitgeschakeld. (In april 1945,
gaf een eenheid van de s.Pz.Jäg.Abt. 512 zich over aan het US 99th Infantry Division in Iserlohn op de
Schillerplatz. Een Amerikaanse verslaggever heeft dit op foto's en film vastgelegd.)
Bron: Karlheinz Munch, History of the 653rd Schwere Panzerjager Abteilung.