De oorsprong van deze Duitse medium tank gaat terug naar 1941, technische ontwerp tekeningen voor de in 1943
geproduceerde tank tonen dit aan. Het ontwerp met zijn schuine hoeken doet sterk denken aan de Russische T34
tank.
Volgens kenners is de Panther tank een van de beste medium tanks geweest die tijdens WW II dienst hebben gedaan.
Tijdens de Duitse invasie in juli 1941 in de Sovjet-Unie waren de Duitsers verrast door de toen nog sterkere
Russische tanks van het type T34.
In november 1941 heeft een Duitse commissie de Russische tanks bestudeerd aan het Oost Front en gaven MAN en
Mercedes-Benz de opdracht voor het ontwikkelen van een nieuwe medium tank. Het originele ontwerp is van MAN uit
Nürnberg, het prototype de VK3002 is in september 1942 gereed. Het ontwerp van Daimler Benz is niet in
productie genomen. Naast MAN is de Panther tank ook bij andere firma's geproduceerd, waaronder Daimler Benz,
Demag, Henschel en MNH.
De Panther tank was het Duitse antwoord op de Russische T34 tank en is pas in begin 1943 in actie gekomen. Adolf
Hitler stond er op dat de productie van de eerste serie Panther tanks beschikbaar was voor de in de zomer van
1943 geplande Operatie Zitadelle.
Hierdoor werd onder grote druk te snel de eerste productie serie geleverd, Ausf. D, wat geen succes bleek, deze
uitvoerig zat vol met technische problemen. Ondanks het voor die tijd sterke pantser van de tank was echter de
bodembepantsering, 20 + 13 mm, een bekend zwak punt. Het was één van de snelste Duitse tanks, zeer wendbaar en
uitgerust met een nauwkeurig en krachtig kanon.
Dit 75 mm kanon was zeer nauwkeurig en krachtig, de granaten werden met een snelheid van 1120 meter/sec.
afgevuurd en zo was het mogelijk om op 1 kilometer afstand door een schuinstaand bepantsering van 15 cm heen
schieten. Het frontpantser van een Amerikaanse medium tank M4, de Sherman tank was slechts 5 cm dik.
Een min punt van de Panther was de kans op een motor brand. Toen de eerste productie serie in 1943 verscheen was
de bepantsering voor die tijd dusdanig sterk dat zij bestand was tegen de meeste wapens van de Geallieerden in
dat jaar.
Van de PzKpfw V Panther zijn er een aantal verschillende uitvoeringen in gebruik geweest, de serie begint vreemd
genoeg met de in 1943 geleverde Panther Ausf. D.
Vanaf september 1943 tot aan mei 1944.worden er 2192 stuks gebouwd van de sterk verbeterde Ausf. A, en van maart
1944 tot aan april 1945 worden er in totaal 3126 stuks gebouwd van de uitvoering Ausf. G. De ontwerpen van Ausf.
B, Ausf. C en Ausf. F zijn nooit in productie genomen, alleen van Ausf. F zijn er wel prototype gemaakt.
De Panther Ausf. G was de laatste en tevens de belangrijkste productievariant van de Duitse Panter tanks. Enkele
Panther tanks van Ausf. G waren als eerste tanks uitgerust met infrarood richtkijkers, een exemplaar hiervan is
in bezit van het Duitse Wehrtechnische Studiensammlung in Koblenz en verkeert in een rijdende staat.
Tegen het einde van de oorlog waren de Duitsers al bezig met een sterk verbeterde opvolger voor de Panther tank,
de Panther II waarvan er nu nog een prototype staat in het Patton Museum in Fort Knox Amerika. Het 4th Battalion
van de Britse Coldstream Guards, onderdeel van het Britse Guards Armoured Division heeft in de herfst van 1944 in
Zuid-Nederland een geheel intact zijnde Panther Ausf. G ingenomen. Uitgerust met grote 'white stars'' als
herkenning en de bijnaam ‘Cuckoo’ werd deze Panther tank in Nederland en in Duitsland ingezet tegen
het Duitse leger. De soldaten van het Britse Coldstream Guards waren onder de indruk van de vuurkracht en
nauwkeurigheid van het 75 mm kanon en de kwaliteit van de optische richtmiddelen. Deze waren toen superieur aan
die van de Britse en Amerikaanse tanks.
Panther Ausf. A beschikt over een andere koepel dan de 20
prototypen. Boven op de koepel, een bevestiging mechaniek voor de
Anti-Aircraft Machine Geweer, type 7,92 mm FlaMG. Tevens zit naast
het kanon op de koepel een MG34 en er is een MG34 middels een ball
mount bevestigd op de voorzijde van de tank. Ook was de Panther Ausf.
A standaard uitgerust met extra bepantsering aan de zijkant van de
rups tracks. In totaal zijn er vijf verschillende type bepantsering
toegepast. Globaal zijn er van augustus 1943 tot mei 1944 circa 2200
stuks Panther Ausf. A geproduceerd bij MAN, Daimler-Benz, Demag en
Henschel.
De benaming Befehlswagen c.q. Befehlspanzer doet denken alsof er vanuit deze tanks het bevel werd gevoerd over
de diverse tank compagnieën, dit is onterecht. De Befehlswagens beschikken over o.a. extra radio zendapparatuur
en zijn tanks van waaruit de communicatie met vliegtuigen en plaatselijke legerleiding werd onderhouden. In
theorie zijn er in een tank bataljon drie van deze tanks toegevoegd aan vier tank compagnieën met ieder
tweeëntwintig Panther tanks. Van mei 1943 tot februari 1945, zijn er 329 Panthers Ausf. A, D en G omgebouwd
naar een Panzerbefehlfswagen.
Er zijn twee uitvoeringen van de Panther Befehlswagen:
- Befehlswagen (Sd.Kfz.267) - commando tank.
- Befehlswagen (Sd.Kfz.268) - communicatie tank, voor / met vliegtuigen.
Foto's 1, 2 en 3. Deze Panzerbefehlswagen V, Ausführung A (Sd.Kfz. 267) is te
bezichtigen in het Panzer Museum in Munster.
Deze Panther Ausf. A, is een Befehlspanzer en is compleet gerestaureerd en is in werkende staat.
Deze Panzerbefehlswagen Ausf. A, een commando tank, is in februari 1944 door MAN in Nuremberg geleverd. Deze
tank werd Frans eigendom, tijdens of na de oorlog. Frankrijk verkocht deze tank aan Zweden in 1946. Dit verliep
als volgt:
Een Zweedse delegatie werd naar Frankrijk gestuurd in 1946, met het doel om Duitse tanks uit WW2 te onderzoeken
en te bemachtigen. Bij een bezoek aan een tankdepot bij Versailles vond een inspectie van de Panter tanks plaats.
De meeste Panter tanks die daar stonden moesten worden afgedankt, terwijl anderen al waren verkocht. De Zweedse
delegatie werd aangeboden om uit drie Panter tanks een geschikte te kiezen. De Franse Staat rapporteerde dat zij
bereid waren om een Panter tank aan de Zweden weg te geven en op dit aanbod werd zo de beste gekozen. In 1947
werd deze Pz. Bef. Wg. Panter Ausf. A verscheept naar Zweden, waar het werd getest tot oktober 1961. Daarna het
werd het gegeven aan de Duitse Bundeswehr. Sinds 1975 staat de tank in het Panzermuseum in Munster, Duitsland.
II 01
De commandant van het eerste bataljon van een panzer regiment zijn tank heeft nummer
"I 01". De tweede bataljon commandant zijn tank heeft nummer "II 01", etc.
Andere tanks met officieren beschikten over hogere nummers, in het algemeen voertuig 02 behoorde toe aan
1ste officier, 03 aan de sein-officier en 04 aan de ordonnans-officier van het bataljon.
Division marking:
L
Op de voorzijde van de tank staat de hoofdletter L afgebeeld, deze verwijst naar de 130 Panzer Lehr Division.
Meer over deze pantser elite-eenheid en over hun strijd in Normandië,
klik hier.
Tactical marking:
Schuine rechthoek
Dit is een zgn. Taktische Zeichen. Deze marker geeft niet alleen het type voertuig aan, in dit geval een
tank. Het geeft veelal ook met aangevulde symbolen aan bij wat voor 'soort' leger onderdeel het is ingedeeld.
Om deze reden werd vanaf D-Day dit symbool vaak verwijderd, om zo o.a. het Franse verzet van informatie te
onthouden.
National Insignia:
Kruis (zwart-op-wit) aan beide zijkanten, dit is een van de vier
gebruikte varianten van het Duitse "Balkankreuz".
Het geeft aan dat het een voertuig is van de Duitse Wehrmacht Heer of van de Duitse Waffen SS.
Het 130 Panzer-Lehr-Division is opgericht op 1 oktober 1944 als een divisie, voortgekomen uit de training en
opleiding eenheden, Panzertruppenschulen I en II. Het heeft o.a. onder de leiding gestaan van Gen. Lt. Fritz
Bayerlein in Normandie en in de Ardennen. In 1944 bij de oprichting beschikte de divisie over de beste tank
commandanten en tankbemanningen, inclusief de beste materialen. Een bekende tank commandant was Obersturmführer
Michael Wittmann, o.a. bekend van de slag bij Villers-Bocage.
In Normandie incasseerde de divisie zware verliezen, o.a. door Geallieerde luchtaanvallen. Vanaf december 1944,
aanvang Ardennen Offensief waren de verliezen zeer groot, voornamelijk door brandstof gebrek.
Uiteindelijk in april 1945 geven de restanten van de eens zo glorieuze en roemruchte divisie zich over aan de
Amerikanen na zware verliezen nabij Remagen en de Ruhr Pocket.