Tijdens het verloop van de Tweede Wereldoorlog, had het Britse leger behoefte aan een tanks met een
krachtiger wapen. In verband met de beperkte productie van tanks in Engeland, werden er Amerikaanse tanks
geïmporteerd en voorzien van Britse wapens. Dit was eenvoudiger dan het produceren van nieuwe tanks.
Het onderstel van de Britse Cromwell tank werd gebruikt voor de productie van de Challenger A30. Tevens
werd er een hogere c.q. grotere tankkoepel ontwikkeld, zodat het QF 17-ponder kanon kon worden gemonteerd.
Deze QF 17-ponder is een voor die tijd krachtige antitankkanon, dat in staat was om de meeste Duitse
tanks uit te schakelen.
Het importeren en aanpassen van Amerikaanse Sherman tanks was relatief sneller en gemakkelijker te
realiseren en door vertragingen in de productie van de Challenger A30 werden er slechts 200 Challengers
gebouwd.
In augustus 1942 was het eerste prototype van de Challenger A30 gereed, maar het bleek niet goed te
functioneren.
In januari 1943 werd een verbeterd prototype gepresenteerd, maar ook deze bleek niet goed te
functioneren.
In mei 1943 werd duidelijk dat beoogde kanon niet op de Challenger tankkoepel kon worden gemonteerd.
In de aanloop naar D-Day werden Sherman-tanks uitgerust met de 17-ponder kanon, wat vanaf toen ook werd
gedaan voor de Challenger A30.
Het basisontwerp van de Challenger A30 is door Rolls-Royce ontwikkeld en de productie vond plaats bij
Birmingham Railway Carriage & Wagon Company (BRC&W). De hoge tankkoepel is ontwikkeld en geproduceerd door
Stothert & Pitt.
De productie van de Challenger A30 begon in Engeland in maart 1944. Er zijn twee series geproduceerd; in
1944 zijn er 145 stuks geproduceerd en in 1945 nog eens 52 stuks.
De productie vond plaats in twee batches. In 1944 had eerste serie van 40 tanks een 40 mm dikke bescherming
over de kanon bevestiging.
Daarna is de bij daaropvolgende productie modellen vervangen door een 102 mm dik exemplaar.
In 1944 werden er vanaf het honderdste productie-exemplaar, extra bepantsering van 25 mm aangebracht op
de tankkoepel. De al geleverde tanks werden ook aangepast.
De Challenger was de 'beste' Britse tank van de Tweede Wereldoorlog en is daarna nog jaren gebruikt in veel
andere landen. Het voordeel van de Challenger A30 ten opzichte van de Britse Firefly is, dat deze snelle
was en het kanon 10 graden kon laten zakken en de Firefly kon dit slechts 5 graden. Het nadeel van de
Challenger A30 was dat deze een te hoge tankkoepel had, waardoor deze kwetsbaar was voor vijandelijk vuur.
Er zijn nu nog twee Challengers A30 bewaard gebleven, één ervan is beschreven op deze pagina en staat
in het Oorlogsmuseum Overloon in Nederland. De andere staat opgeslagen en wacht op restauratie in het Isle
of Wight Military Museum (UK). Na de restauratie zal het worden tentoongesteld in het Tank Museum in
Bovington (UK).
Foto. 1. t/m 4. Deze Tank Cruiser Mark VIII, de Challenger Mark VIII (A30) is
eigendom van het Oorlogsmuseum Overloon (NL).
De tank is nu uitgevoerd in de camouflage van de Britse 11th Armoured Division, bekend als de Black Bull.
Dat was niet altijd zo, want de tank is in gebruik geweest bij twee Britse en een Pools tank regiment.
1944 - 8 oktober 1944: Britse 11th Armoured Division; 2nd Northamptonshire Regiment.
8 oktober 1944 - april 1945: Britse 11th Armoured Division; 15/19 Kings Royal Hussars of 3rd Royal Tank Regiment
April 1945 - 1946: Poolse 1e Pantserdivisie
De tank heeft oa in Overloon tot aan Delfzijl in Nederland gevochten. Na de bevrijding van Nederland is de tank hier achtergebleven.
In 1976 het Oorlogsmuseum Overloon de tank verworven van het Muzeeaquarium Delfzijl. Dit type tank is ook
tijdens de gevechten rond Overloon ingezet. De Challengers dienden hier bij 15/19 Regiment The Kings Royal
Hussars. Deze specifieke Challenger was in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog in dienst bij de 1e
Poolse Pantserdivisie, op dat moment in strijd verwikkeld in het noordoosten van Nederland.
De tank kwam in 1976 naar Overloon en is de enige complete Challenger A30 ter wereld.
Bron: Het Oorlogsmuseum Overloon (NL).
- Vehicle Markings -
Marker:
Omschrijving:
Division Sign:
Rechthoek (geel) met stier (zwart), verwijst naar de Britse 11th Armoured Division, bekend
als de Black Bull.
Tactical symbol:
Vierkant (wit), met een gele rand, het vierkant verwijst naar 'B' squadron en de kleur geel
naar het 2nd Regiment.
Troop number:
Ontbreekt bijvoorbeeld het cijfer '1' in het geel-witte vierkant: 1st troop van het 'B'
squadron.
Unit Serial & Arms of Service:
Vierkant (groen-blauw) is de "Arms of Service", verwijst naar een
Armd Recce Regiment. 45 (wit) is de "Unit Serial" is een van de armd recce regiment bij het 11th AD.
De "Unit Serial" kan niet een op een vertaald worden naar een leger eenheid, daarvoor moet je weten tot
welke divisie het voertuig behoorde. In dit geval is dat wel duidelijk, het voertuig behoorde tot de
Britse 11th Armoured Division; 2nd Northamptonshire Regiment.
Een stukje uit de periode dat de Challenger Mark VIII actief werd ingezet bij gevechten begint in maart 1945 in
Duitsland.
Order of Battle: 11th Armoured Division, is opgebouwd uit meerdere brigades en deze zijn weer opgebouwd uit
meerdere regimenten.
Daarnaast zijn er nog staf en ondersteunende eenheden. De tanks in deze divisie zijn alleen in gebruik
geweest bij het 29th Armoured Brigade. Welke op zijn beurt was opgebouwd uit 23rd Hussars Regiment, 3rd Royal
Tank Regiment, 2nd Fife and Forfar Yeomanry en het 8th Motor Battalion, the Rifle Brigade.
In maart 1945 trok men in Duitsland de Rijn over en veroverde de Duitse stad Lübeck op 2 mei 1945. Op
15 april 1945 werd men geconfronteerd met de wreedheden van de Nazi's toen men het concentratiekamp
Bergen-Belsen bevrijde. Bij aankomst, bevonden zich in het concentratiekamp circa 60000 gevangen onder zeer
slechte en onmenselijke omstandigheden. Meer dan 13000 stoffelijke menselijke resten, in diverse stadia van
ontbinding lagen in en om het concentratiekamp. Eenheden van de divisie waren betrokken bij de hulp aan de
gevangenen en het opruimen van de verschrikkelijke gevolgen. Na 8 mei 1945, het einde van WW II, tot hun
vertrek uit Duitsland in januari 1946, verblijft de divisie als Britse bezettingsmacht in de provincie
Schleswig-Holstein.